3e zondag door het jaar:
Nehemia 8,2-10; Lucas 1,1-4;4,14-21
We hebben zojuist de eerste woorden van het evangelie volgens
Lucas gehoord. Toen ik de aanhef voor het eerst las, bleef mijn
aandacht hangen bij de schrijver van de tekst. In mijn verbeelding
zag ik een persoon voor mij die door zijn huis drentelde alvorens
de eerste letters op papier te zetten. Ik ken dat, voordat ik soms
daadwerkelijk tot schrijven kom, ben ik al uren aan het nadenken,
terwijl ik de plantjes verzorg, de afwas doe en andere klusjes
onderneem.
Tijdens dit uitstelgedrag spelen er allerlei vragen door mijn
hoofd, zoals: Voor wie ga ik schrijven, wie zijn de lezers? Wat is
de kern van mijn boodschap? En in welke vorm ga ik het gieten.
Wordt het een gedicht, een column of bijvoorbeeld, zoals vandaag
een overweging voor de kapelgemeenschap hier in Huissen.
Als Lucas rond het jaar 80, dat is een kleine vijftig jaar na de
dood van Jezus, aan zijn schrijftafel gaat zitten, heeft hij lang
nagedacht. Na de dood van Jezus hoopten zijn volgelingen dat hij
snel weer fysiek zou terug keren. Maar ondertussen verstrijken de
jaren, de wederkomst laat op zich wachten. Omdat hij niet wil dat
straks niemand meer weet wie Jezus was, wil Lucas de informatie
die beschikbaar is ordenen, vastleggen en doorgeven. Als vorm
kiest hij voor een genre dat doet denken aan een
geschiedschrijving, maar het toch niet helemaal is. Het is meer
een getuigenis. Door de woorden heen klinkt een diepere laag. Het
gaat niet alleen over historische feiten maar ook om een
belijdenis van zijn geloof in die man van Nazareth.
Als adressent kiest hij ene Theophilus uit. Onder Romeinen en
Grieken was dit in die jaren een hele gewone naam. Over de
identiteit van deze man doen verschillende theorieën de ronde. De
meest gangbare opvatting is, dat hij een hooggeplaatste Romein is.
Een ander idee is dat het hier om een fictieve persoon gaat, een
literaire naam. Door deze naam te kiezen geeft Lucas aan dat het
evangelie voor een breed publiek bedoeld is, voor alle mensen, die
net als Theophilus door God bemind worden.
Zijn publiek is zo groot, dat het zelfs de eeuwen door gaat. God
houdt van alle mensen. Hij schrijft dus ook aan een ieder van u,
en aan mij - als iemand, die door God bemind wordt- . Iedere
volgeling van Jezus is een Theophilus! Door de lezers, de hoorders
van het evangelie aldus aan te spreken verraadt Lucas al iets van
de inhoud van zijn verdere verhaal. Deze blijde boodschap, dit
evangelie is voor alle mensen van goede wil bestemd, want God
heeft ons allen lief. De inhoud van het evangelie zal ons tot
zegen en bevrijding zijn.
Lukas tekent Jezus als een man die leefde in en met de Joodse
traditie. Hij vierde de Joodse feestdagen en ging op sabbat naar
de synagoge, naar het leerhuis waar gelezen, gestudeerd en gebeden
wordt. Hij kende de Thora, de vijf boeken van Mozes. Hij leefde er
zo van binnenuit mee, dat anderen over hem zeiden: hij brengt dode
letters tot leven. De Thora was voor hem een bron, levend water
waaruit hij dronk. Zijn vrije geest, zijn met God verbonden manier
van leven en handelen, werd er door gevoed en doordrenkt.
Zo liet hij in zijn dagen zien hoe je een vriend, nee beter nog,
een Zoon van God kunt zijn. In navolging van Jezus lees je de
Bijbel niet als zomaar een boek, dat je na het lezen dichtslaat en
wegzet. Je hèbt de Bijbel