19e zondag door het jaar: Wijsheid 18,6-9; Lucas 12,32-40
Als er één woord is wat herhaaldelijk terugkomt in de gelijkenissen die Jezus vandaag tot ons spreekt, dan is het wel het woord ‘wach-ten.’ En, als er iets is wat in onze dagen in de media gedurig naar ons toekomst, dan is het precies hetzelfde. Wij zien en horen van mensen die moeten wachten tot hun asielaanvraag eindelijk beant-woord zal worden, wij zien mensen in Oekraďne die wachten op de bevrijding van hun land van de onderdrukkende macht van Rus-land: allemaal mensen die wachten tot hen recht zal worden gedaan.
En om nog dichter bij huis te blijven: wij zien de onmacht van veel boeren die niet weten wat zij van de nabije toekomst mogen ver-wachten. Het is vaak een uitzichtloze situatie waarin we mensen zien en je weet niet goed hoe of dat allemaal moet aflopen. En dan spreek ik nog niet over de vele mensen die wachten op goed nieuws, omdat ze ziek zijn en zich zorgen maken over hun gezond-heid, over hun financiële situatie . Teveel om op te noemen.
Je vraagt je af: waarop wachten zij? Op een bewijs dat ze hier
mo-gen zijn, op de vernietiging van de vijand?Ik hoor Jezus zeggen
dat je je bezit moet wegdoen en aalmoezen geven en voor beurzen
moet zorgen die niet verslijten, je moet een onuitputtelijke schat
in de hemel zoeken, want waar je schat is, daar zal ook je hart
zijn en je moet wachten op de terugkomst van je meester die van
een bruiloft terugkomt…
Wij wachten uiteindelijk niet op iets wat wij willen bezitten en
wat ons rijk zal maken, maar op een andere wereld waar de rollen
om-gekeerd zijn: een heer die zijn eigen knechten aan tafel gaat
be-dienen. De ware rijkdom van leven, de echte schat die nooit
verlo-ren zal gaan is ten diepste dat wij gekend en geacht zullen
zijn om wie wij werkelijk zijn. De grootste vreugde