1e zondag veertigdagentijd:
Genesis 2,7-9+3,1-7; Matteüs 4,1-11
Wat mij het meeste opgevallen is bij de toespraak van de president van Rusland bij gelegenheid van de 1e verjaardag van de oorlog in de Oekraïne, was niet zijn bekende beledigende toon tegen het Wes-ten, maar het slot van zijn toespraak waarin hij zijn toehoorders ver-zekerde dat hij de waarheid in pacht had! Het is de taal van dicta-tors die zich verheffen boven mensen en zich eigenlijk een ‘god’ wanen!
Dat is nu precies waar de lezing uit het boek Genesis vandaag over gaat: wij noemen het ook het verhaal van de erfzonde, maar wat bedoelen wij daarmee? Is het, zoals vaak wordt voorgesteld, een overtreding van geboden, het eten van een appel of een vrucht? Is het luisteren naar een sprekende slang?
Het gaat in Genesis over het duistere en in ons allen sluimerende verlangen om macht, om het overschrijden van grenzen. De eerste mens wil van meet af aan kennis hebben van god en kwaad en dat betekent dat hij alles wil kennen en beheersen en dat is nu precies wat verkondigd wordt: dat er grenzen zijn aan ons kennen, wij zijn niet God van wie wij geloven dat Hij of Zij ons van binnen en van buiten kent. De mens zal deze begrenzing moeten eerbiedigen, wil hij waarachtig mens zijn en niet ‘aan God gelijk’ willen, zijn zoals er staat geschreven.
Het is dit donkere verlangen dat die begrenzing niet aanvaardt en die wordt in het evangelieverhaal opgevoerd als de ‘diabolos’, de duivel degene die die grens zoekt te overschrijden. En die duivelse begeerte sluimert in ieder van ons!
Dat brengt ons in de woestijn bij Jezus waar hij op de proef
wordt gesteld en de vraag krijgt of hij die gestelde grens tussen
God en mens eerbiedigt dan wel overschrijdt.