“Ik ben het levende brood. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft het eeuwig leven; die blijft in Mij en Ik in hem”. Het klinkt allemaal wat kannibalistisch en dus is het goed om er enige concrete context aan te geven.
In het Johannes-evangelie draait alles om God Liefde. Dit is hier in de kapel in het afgelopen jaar al vaak aan de orde geweest. In zeker zin is het iets abstracts dat heel ver- spiritualiseerd en zweverig verstaan kan worden en ook vaak wordt. Dat wil Johannes hier precies voorkomen. Voor hem is het niet: och er vloeit geen bloed uit. God Liefde krijgt wat hem betreft vlees en bloed in Jezus Christus. In diens leven zien we wat het concreet betekent dat God liefde is. Hij geeft in het leven van Jezus er handen en voeten aan, maakt het waar: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Het katholieke geloof heef alles te maken met spiritualiteit, maar is geen spiritueel, ver-geest-elijkt geloof. Het heeft handen en voeten. Geloof impliceert bepaalde overtuigingen en ideeën, maar wat mensen werkelijk geloven wordt niet duidelijk in wat ze zeggen te geloven, maar in hun doen en laten.
Zo geven wij het body in de kapelgemeenschap: met elkaar en aan elkaar. Zonder onderlinge betrokkenheid en verbondenheid is er geen gemeenschap. Wij drukken het uit in het breken van het brood en het drinken van de wijn, als een vorm van deelname aan het feit dat Christus vlees en bloed geworden is. We willen ook zelf aan God Liefde vlees en bloed, handen en voeten geven.
Eigenlijk gebruiken we in de liturgie daarvoor allerlei woorden en beelden: we willen Jezus – live - met handen en voeten volgen. Bij het lezen van het Evangelie maken we kruisjes op ons hoofd, onze mond en ons hart. We zeggen ermee dat we het verhaal van Jezus horen, belijden en in ons hart bewaren om ernaar te leven. Wij bidden het Onze Vader met open handen om elkaar vervolgens in woord en daad de vrede te wensen. We zetten letterlijk een tafel in ons midden om er allemaal samen aan te kunnen zitten. In de Mariakapel steken we een kaarsje aan om onze verbondenheid met degene voor wie we dat kaarsje branden naar voren te brengen. We brengen het voor Maria omdat zij zo voorbeeldig uitdrukking heeft gegeven van dat leven in Christus. Daarom zegt de katholieke kerk ook dat ze ‘ten hemel is opgenomen’. We vierden het afgelopen donderdag. Het katholicisme zit vol rituelen en devoties. Helaas is daarvan de afgelopen decennia nogal wat glans afgegaan. Vaak was het ook niet meer dan schone schijn en sleur: inhoudsloos. En zeker als de commercie haar handen erop legt drukt het niets meer uit. Het is dan tijd om de handelaars de tempel uit te ranselen, een beeldenstorm op gang te brengen. Maar bij het theater van de liturgie horen authentieke uitdrukkingsvormen: zolang het maar geen kitsch wordt.
Geloof is geen herinnering aan iets dat lang geleden gebeurd is: het moet steeds opnieuw vlees en bloed krijgen, live worden. Daarom kan liturgie niet zonder diaconie. Los van de dienst aan de wereld is ze onecht. Het evangelie moet body krijgen in het leven van alle dag. Dat is de betekenis van Jezus’ gezegde: ik ben het levende brood. Hij heeft de God Liefde voorgeleefd, opdat wij in Zijn sporen volgen.
In Zijn tijd verzette Hij zich tegen een reinheids- en heiligheidssysteem dat het totale leven als een soort kastesysteem beheerste. Er waren verschillende gradaties van heiligheid: het Heilige der Heilige, daaronder het Heilige, het altaar, het voorhof der priesters, het voorhof der Israëlieten en het voorhof van vrouwen. En er waren hogere en lagere graden van reinheid en heiligheid met hogepriesters, Schriftgeleerden, farizeeën, levieten en sadduceeën. Dit kwam allemaal samen in het Sanhedrin, het hoogste bestuurscollege. Dat was niet alleen religieus van belang, maar had ook allerlei politieke consequenties. Het gewone volk stond helemaal onderaan de ladder en de niet-Joden vielen buiten het systeem.
Maar, zoals we zojuist in Spreuken lazen: wie meent de wijsheid in pacht te hebben behoort niet tot de genodigden. Daarom vertelt Jezus de parabel van de Barmhartige Samaritaan. Iemand is op weg van Jeruzalem naar Jericho overvallen en voor dood langs de kant van de weg achtergelaten. De leviet en de priester lopen hem voorbij omdat ze letterlijk en figuurlijk geen vuile handen willen maken. Iemand van buiten die eigen kring, een Samaritaan komt langs en helpt, toont bekommernis.
Als er iets is waar Jezus zich echt kwaad over maakte dan was het wel de huichelarij. Jezus volgen betekent ook de hypocrisie benoemen. Jezus zwijgt niet als feiten bewust genegeerd of verdraaid worden.
We mogen niet ontkennen dat de aarde echt gevaar loopt. We kunnen die niet ongestraft uitputten. Alles is met alles verbonden, zoals paus Franciscus in zijn encycliek Laudato si zegt. In een integrale ecologie mag niets zomaar ten eigen bate worden gebruikt. Huichelarij klinkt er ook door op verschillende sociale media. De eigenaar van Twitterkanaal X en een presidentskandidaat in de USA verdraaien er ongestraft feiten. En dit alleen om hun macht in het huidige economische systeem met zijn religieuze trekken te behouden. Het emigratieprobleem in Europa wordt weggezet als een vluchtelingenprobleem. We mogen het van de grote industrieën niet hebben over migratieproblematiek, want zij hebben de arbeidsmigranten hard nodig. Ultrarechtse krachten in Engeland trekken een laffe moordpartij onmiddellijk in de sfeer van moslim- en vluchtelingenhaat. Huichelarij om onrust te stoken omwille van de eigen macht. Het spoor van Jezus volgen is je niet door dat soort huichelarij laten misleiden: blijf kijken met de ogen van de liefde. En vang vooral de mensen die hun rampgebieden vanwege oorlog en allerlei andere ellende ontvluchten liefdevol op.
Jezus vlees en bloed laten worden in deze tijd ontkomt er niet aan ook politiek te worden. Niet in de zin van partijpolitiek of zo. Maar wel in de zin dat christenen de politiek telkens bevragen: wordt nog wel recht gedaan aan de minsten der Mijnen? En zo niet: in verzet komen! Dat is ook de boodschap die we elke week meenemen vanuit de liturgie. Het werk van Jezus doorzetten. Misschien kunnen we niet zo veel betekenen, misschien ook wel. “Ik ben het levend brood, wie dit brood eet zal eeuwig leven”. Daarvoor zijn en worden we telkens weer aan elkaar gegeven.
Daar zeg ik amen op: dat het zo moge zijn.