Skip to main content

21 zondag

25 augustus 2024

Voorganger

Jos Oostrik

Jozua 24, 1-2; 15-18; Psalm 34; Joh. 6, 60-69

Het is jaren geleden, onze kinderen zaten bij de scouting en ze zouden op kamp gaan. Het was slecht weer en het zag er naar uit dat het in die week niet veel beter ging worden. Een van de leiders zei toen tegen mij: ‘ Vader van Cecile, jij werkt in de kerk, jij hebt toch een hotline met de hemel, kun jij niet een goed woordje doen bij God, dat het mooi weer zal worden’ . Deze anekdote kwam bij me boven bij het lezen van de lezingen van vandaag, waar uitdrukkelijk de Godsvraag aan de orde is.

In het verhaal van de scouts wordt op speelse wijze God neergezet als iemand die beschikt over goed en mooi weer, ‘Onze lieve Heertje geef mooi weertje’ . God als iemand die naar eigen welbevinden kan doen en laten wat Hij wil, hier een beetje troost daar een beetje duisternis. We weten ondertussen wel dat het zo niet werkt. Maar de anekdote roept ook nog iets anders op, waarom wordt God erbij gehaald? Heeft dat te maken met een verlangen naar een mooie tijd of is het de ongewisheid, de ongrijpbaarheid van wat gaat komen. Roept de onzekerheid juist ook niet die aandacht op voor het geheim, het Andere?

In het boek Jozua gaat het ook om een bijzonder moment. De twaalf stammen van Israël, een zéér divers gezelschap, vernoemd naar de zonen van Jakob, ze zijn samen gekomen en willen zich gaan vestigen in het beloofde land. Met elkaar een verbond sluiten. Een ongewisse toekomst en dan komt automatisch de vraag, Waar laten we ons door leiden? Zij moeten kiezen tussen de God van Abraham of de goden van de andere kant van de rivier.

God is een woord dat van alles oproept, Afkeer, ongeloof, ontzag . God is een soortnaam, zoals mens een soortnaam is, Waar heb je het over als je spreekt over God, het vraagt om beelden, woorden verhalen die het concreet en zichtbaar kunnen maken, en dan nog klinkt de stem van Joannes: ‘ Niemand heeft ooit God gezien’. Je kunt ook zeggen, wij moeten hem leren kennen van de ervaringen, de verhalen, die mensen over Hem vertellen. Wat mensen laten zien, hoe de woorden van eeuwig leven vlees en bloed worden, zoals we in de verhalen over brood van de afgelopen weken hebben gehoord. 

Het gaat om de God van Israël, nee niet de God van een geografische natie, zoals de huidige staat Israël, maar van een volk met twaalf stammen en met een schat aan verhalen. Zij vertellen wat de kracht, het eigene van God is. Zij kleuren de naam van God in.

In het boek Jozua gaat het om een keuze tussen de God van Abraham en de goden aan de ander kant van de rivier. Wellicht kent u nog de tv serie Woord voor Woord, uitgezonden door de Ikon, waarin Karel Eykman Bijbelse verhalen uitlegt aan kinderen,3 later uitgegeven als kinderbijbel. Deze bijbel begint met een verhaal over Abraham. Het is te mooi om niet te vertellen.

Abraham zat op te passen in de winkel van zijn vader. Je kon er allemaal beeldjes kopen van de God van die buurt daar. De mensen konden het thuis neerzetten. Ze dachten als we maar aardig doen tegen zo’n beeldje dan zal onze God wel aardig voor ons wezen. Dat hadden ze al jaren zo gedaan. Dat gaf al die tijd een veilig gevoel. Maar Abraham was een vreemde jongen. Eigenlijk geloofde hij er niet in, in al die beelden. Hij dacht: eigenlijk geloof ik helemaal niets.

Toen kwam er een vrouwtje binnen met een taart. ‘Die heb ik zelf gemaakt’ zei ze. ’ Geef hem maar aan het beste godenbeeld dat je in de zaak hebt’. Toen ze weg was , werd Abraham kwaad. Hij had er geen zin meer in om zijn hele leven in deze winkel te zijn. Hij sloeg alle beelden in elkaar. Met een grote stok. Eén beeld liet hij heel. Zo zat hij tussen de scherven toen zijn vader terugkwam. ‘Wat is hier aan de hand, wat is er gebeurd?’ riep die. ‘Tja’, zei Abraham. Een dame bracht een taart voor de godenbeelden hier. En toen kregen ze me toch slaande ruzie. Ze hebben mekaar allemaal in elkaar geslagen. Alleen die ene bleef over’. ’Kom nou ‘riep vader. ‘Godenbeelden kunnen toch niets’. ‘Zie je wel’ zei Abraham, ‘je geloofd er zelf ook niets van. Nou, ik doe er niet meer aan mee’. ‘Pak maar in wat je nodig hebt, we gaan hier weg’ zei Abraham thuis tegen Sara. Hij haalde de grote koffer van de kast en begon. ‘Waarom eigenlijk als ik vragen mag ?’. zei Sara. ‘Ik geloof dat er ergens een land moet zijn waar je op een andere manier met God kan leven dan ze hier doen. Ik ga zoeken’, zei Abraham ( karel Eykman, Woord voor Woord) 

Abraham gaat op zoek naar een land waar je op een andere manier met God kunt leven. En over die zoektocht hebben we een boek, een bijbel vol verhalen. Verhalen die richting wijzen, die licht brengen waar duisternis is. Verhalen over de schoonheid van de schepping, over de uittocht, de bevrijding uit Egypte, over koningen en Profeten, over de stilte op de Horeb. Verhalen, psalmen en gebeden, teksten die schuren, maar ook ogen openen. Verhalen beelden van de Goddelijke kracht. En als Mozes vraagt wat is uw naam dan hoort hij : “Ik zal er zijn” .

God is niet te vangen in een beeld, hij is partner, metgezel, tochtgenoot en aan ons is de vraag om met Hem, met Haar op weg te gaan. Samen te zoeken naar toekomst, naar leven. Het is als met geliefden, elkaar de ruimte geven om tot bloei te komen. Je zou dit in een beeld uit de psalmen kunnen vatten, Je bent een boom aan stromend water waarin de vogels van de Hemel zich een nest kunnen maken. Als er een iemand is die daarover kan vertellen is het die man uit Nazareth, Jezus. In hem wordt zichtbaar wat het betekent te leven met God, met zijn Vader, zoals hij Hem noemt. Dat is niet alle ongemak wegduwen en oppervlakkig je weg gaan, het is je inzetten voor een wereld van liefde en vrede, tegen alle onrecht en dood in.

Met de Onnoembare leven, is een plek maken voor Hem, voor Haar in je leven, op zoek gaan als Abraham. Het vraagt om tijd en ruimte te maken, je te verwonderen en stil te worden bij alles wat je waarneemt. “ God is overal te vinden”, zegt Theresia van Avilla, “zelfs bij de potten en pannen” Op deze zoektocht, alleen of samen met anderen zoals wij hier bijeen, kunnen we ons laten voeden door de woorden van de Schrift en met Petrus uitroepen ‘Gij hebt woorden van eeuwig leven tot wie zouden we anders gaan’ . Het is ook dit verlangen dat klinkt in het lied, het gebed dat we samen zingen:

“Kom in mij win ontwapenen mij

zie mij doe mij aan weersta mij ontraadsel mijn bestaan

en ga met mij waar niemand met mij gaat” .

Moge het ons gegeven zijn .