Zojuist lazen we een deel uit het prachtige visioen van Jesaja. “Zeg tegen allen die radeloos zijn: houdt moed, wees niet bang. De ogen van de blinden worden ontsloten, de oren van de doven geopend, de kreupele danst als een hert, de tong van de stomme juicht’. Naar aanleiding van deze Jesajatekst heeft Huub Oosterhuis het lied De steppe zal bloeien gecomponeerd.
Op het leesrooster van vandaag staat ook psalm 146: ‘Hij doet recht aan de verdrukten, geeft brood aan wie hongerig zijn, bevrijdt de geboeiden, doet blinden weer zien, richt de gekromden op’. Ook daar dus hoopvolle aankondigingen voor ‘kleine mensen’. Het kan bijna niet op. Het is echt goed nieuws!
Ook bij Marcus lezen we zo’n goed-nieuws-verhaal. Een doofstomme man krijgt weer stem. Jezus maakt de aankondigingen van het goede nieuws concreet.
Het verhaal van de doofstomme speelt zich af tijdens een tocht door niet-joods gebied. Blijkbaar zijn de mensen daar – de ‘niet-joden’ – al op de hoogte van Jezus’ wonderbaarlijke optreden. In dat heidens gebied brengen ze een man naar hem toe, die – en nu lezen we heel precies – die doof is en moeilijk kan spreken. Een man die kennelijk in de loop van zijn jeugd doof is geworden. Want wie nooit heeft kunnen horen, kan niet spreken, ook niet ‘moeilijk’. Laten we dit even vasthouden.
Dit gedeelte is genomen uit een hoofdstuk dat begint met een heel betoog over reinheid. Dat hebben we vorige week gelezen. Jezus had het weer eens aan de stok met de farizeeërs. Met hun denken in regeltjes, in rangen en standen van rein en onrein. Met de betweters die geloven in de letter van de wet; die alles naar hun eigen gelijk en voordeel praten. Ook al spreken ze mooie woorden, het zijn maar praters, holle vaten. Ná die woordenwisseling met de farizeeërs trekt Jezus naar ‘heidens’ gebied.
Het eerste verhaal dat dan volgt gaat over een niet-joodse vrouw met een ziek dochtertje. Bezeten van een onreine geest. Zij brengt haar bij Jezus en vraagt hem haar te genezen. Jezus wijst haar in eerste instantie bruut af. Alsof heidenen toch niet ontvankelijk zijn voor zijn boodschap. Maar zij is ervan overtuigd dat god liefde is én gelooft dat Jezus iets met die god te maken heeft. Ze heeft het volste vertrouwen, dat die haar dochtertje kan genezen. En vanwege haar volgehouden vertrouwen gebeurt dat ook.
Hetzelfde gebeurt nu ook met de man die doof en stom is geworden. Zogenaamde heidenen, komen naar Jezus om genezing. Zij hebben vertrouwen in zijn boodschap en in zijn daden. Door dat vertrouwen wordt ook deze man genezen: zijn tongriem ging los en hij sprak normaal. In wat er volgt gaat het over dat spreken. Jezus legt de man en de mensen rondom hem een spreekverbod op. Het gaat Jezus erom dat er geen ‘mooie woorden’ van worden gemaakt. De boodschap die hij wil uitdragen blijkt uit wat er gebeurt. Maar de mensen worden daarover zo enthousiast dat het goede nieuws zich als vanzelf rond spreekt.
En laat dat nou precies de aankondiging van de joodse profeet Jesaja zijn: de messiaanse tijd breekt aan: doven horen, stommen spreken. Laat het nou zogenaamde heidenen zijn - degenen die door de joodse machthebbers als ‘onrein’ worden gezien - die die aankondiging van een joodse profeet verstaan. Het blijkt ook goed nieuws voor hen. Kennelijk hoef je om het goede nieuws te horen en te verstaan als iets dat jou aangaat, niet zo te geloven in regeltjes, wetjes, voorschriften, verordeningen en wat dies meer zij. Jezus zet die wereld op zijn kop en diept dat aan de hand van Jesaja verder uit.
Daar lazen we al over de doven, blinden, keupelen en stommen. De lezing van vandaag beperkt zich daartoe. Maar als we dóórlezen, dan horen we: “Op de plaats waar jakhalzen lagen, groeit dan riet en papyrus. Daar komt een gebaande weg, die de heilige weg zal heten. Geen onreine zal die betreden, die gaat zijn eigen weg”. Wat dan verder volgt moet u thuis nog maar eens nalezen. Jakhalzen, betweters, de ‘zie-je-wel-ik-heb-gelijk-types’ zijn hier de onreinen. Althans zo legt Jezus Jesaja uit. De onreinen zijn degenen die zich zolang het hen uitkomt verschuilen achter wetten, maar als het hen niet uitkomt zoeken ze een geitenpaadje om de wet te ontduiken. De onreinen zijn degenen die van alles beloven, maar als puntje bij paaltje komt en ze zelf aan de macht zijn, niet-thuis geven. De onreinen zijn degenen bij wie het niet gaat om mensen, om gemeenschap, om solidariteit, maar om geld, prestige, uitstraling.
De aankondiging van Jesaja wordt niet gehoord in de mooie woorden die dat soort mensen spreken. Ze worden gehoord – en verstaan – door de mensen die gewoon liefde handen en voeten geven. En dan hebben we het niet alleen over de liefde in allerlei speciale relaties, van homo’s, hetero’s of anderszins. Maar ook over de liefde van de talloze vrijwilligers in bijvoorbeeld voedselbanken, die zich inzetten om armoede niet te verdoezelen, maar zichtbaar te houden. En bijvoorbeeld in de vluchtelingenopvang, waar mensen met oprecht hart naar de verhalen luisteren. In de daadwerkelijke solidariteit met de natuur die te gronde gericht wordt. In de concrete zorg voor elkaar en de hulpbehoevenden in de directe omgeving. In die situaties, door die mensen spreekt god tot ons: daar gebeurt liefde. Daar is de ‘reinheid’ van het zuivere hart te vinden. Misschien is die alleen te zien wanneer we uit de gevestigde patronen stappen, wanneer we ons losmaken van ‘ moet nu eenmaal’ en ons in de ontmoeting met een ander echt laten aanspreken, God is misschien wel het meest aanwezig waar je hem niet verwacht.
Het goede nieuws van vandaag is – zoals we net zongen - dat hij voor kleine mensen bereikbaar is. Hij geeft hoop aan rechtelozen. Hun bloed is kostbaar in zijn ogen. Hij maakt hen vrij uit het slavenhuis. Het goede nieuws betreft hen! En wij mogen eraan deelnemen door ons aan hun kant scharen.
Daar zeg ik amen op, dat het zo moge zijn!