3e zondag van Pasen
Voorganger
Maria van Mierlo
We staan vandaag voor een lastige klus. Of misschien moet ik zeggen: ik sta voor een lastige klus. Want ik durf het bijna niet te zeggen, maar voor mij is dit een moeilijk verhaal. Misschien is het zelfs een verhaal waarvan ik niet goed weet tot hoever ik het allemaal letterlijk kan geloven. Ik weet niet of dat erg is. Of wat u daarvan vindt. Maar de fysieke verrijzenis is voor mij altijd een lastig punt in ons geloof geweest. Meestal geloof ik er maar zo'n beetje omheen. En meestal kom ik daarmee weg. Maar vandaag ben ik hier aan de beurt om precies over dàt verhaal te preken.
In de voorbereiding op vandaag begon ik me, ergens op een vaag moment, te realiseren dat het geen zin heeft om alsmaar bij die vraag te blijven hangen: liep Hij hier nou echt rond of heeft Lucas alleen stelling willen nemen tegen de mensen die geloofden dat Jezus een schijnfiguur was? Ik heb nog wel een klein veldonderzoek uitgevoerd, ik heb aan allerlei mensen, waaronder zelfs twee dominees, gevraagd of zij het dan wèl letterlijk geloofden. Niemand zei volmondig ja. Dat was wel geruststellend. En ook is het zo, dat als je te hard gaat zitten inzoomen op die ene massieve vraag, dat je dan het risico loopt dat je het zicht op het grotere verhaal kwijt raakt.
Laten we daar eens naar zoeken, naar iets van dat grotere verhaal, misschien dat we dan ergens komen. En daarvoor neem ik u mee naar de uitvaarten die ik geleid heb. Ik ben jarenlang voorganger in uitvaarten geweest. En elke keer kwam ik weer bij zo'n familie, op een treurig moment. Nu ja, de ene keer was het wel wat treuriger dan de andere keer natuurlijk. Dan sprak ik met de nabestaanden over de dienst en over de overledene.
En als ik, na de verhalen, de overweging ging schrijven dan was dat altijd met aandacht zoeken naar de goede woorden. Want het kan gebeuren dat verschillende nabestaanden totaal verschillende ideeën hebben over degene die gestorven is. Zoals wij allemaal verschillende ideeën kunnen hebben over Jezus.
Het opmerkelijke is dat in de dagen na iemands dood, de betekenis van een leven ineens helder kan worden. Zolang er leven is, zijn we druk met van alles en nog wat. Na de dood treedt er een rust in, zoals van bladeren die neerdwarrelen als de wind gaat liggen. Alsof er een heleboel ruis verdwijnt, en de mens zelf – of beter gezegd, de betekenis van zijn leven – achterblijft voor ons. Meer dan een herinnering: als een levende aanwezigheid. De boeddhistische monnik Thich Nhat Hanh zegt daarover: Als je sterft, sterf je niet. If you die, you don't die. Wie je ten diepste was, dat blijft achter. Wat je gedaan hebt in dit leven, dat blijft achter. Dat gaat ook nooit meer weg, dat is voor de eeuwigheid: gedaan. En de achterblijvers zien: Ach ja, dít was deze mens. Oh, dáár ging het over in dit leven.
Als we nou eens met die ogen kijken naar dat sterven van Jezus. Stel je eens voor, dat alle ruis weg zou vallen, al die momenten dat hij iedereen tegen zich in het harnas joeg, al dat gedoe met grote groepen mensen, al die lessen van hem, al die wonderen. Dat alles valt weg. Het wordt stil. Al het menselijke uit zijn leven dwarrelt als bladeren naar de grond.
Wat blijft er dan over? Waar ging het over in dit leven? Hoe is dat voor u? Wat is volgens u de kern van zijn leven?
Hij is gestorven, denk je, weet je, en dan gaat er een verhaal over twee vrienden die naar Emmaus gingen en die .. nou ja, chaos. Is hij nou dood of niet. Stel je het onrustige gesprek voor daarover. En terwijl jullie samen staan te praten, is Hij -plop- ineens aanwezig. En wat Hij zegt is: 'Vrede zij u.'
'Vrede' – shalom, dat is, zeker hier, meer dan een gewone begroeting. Het gaat niet over het tegenovergestelde van oorlog. Vrede betekent in het Grieks en Hebreeuws: heelheid, vervulling, compleetheid. Als je je hart durft te openen en deze vrede daarin durft te ontvangen, dan word je weer gaaf. Weer heel. Het gaat hier over de heelheid van God, en daarmee over de vrede/heelheid tussen God en mens. Die vrede is Jezus ons komen brengen, door erover te spreken. Want met het uitspreken van het woord vrede tegen een ander, schenk je hem vrede, dat is het idee. Als je zegt: 'Vrede', dan wórdt de vrede daadwerkelijk overgeheveld, uitgedeeld, aan iemand geschonken. 'Vrede zij u', dat betekent dat die vrede voor jou is. Hier, alsjeblieft. Neem aan.
In het Johannesevangelie staat dat zo beschreven: 'Vrede laat ik u, Mijn vrede geef ik u.' Hij zegt daar niet 'Ik wens u vrede', maar ik geef u vrede. Dat is heel wat anders.
Straks, iets verderop in deze viering, zullen we die woorden van Jezus letterlijk opnieuw horen. 'Heer Jezus Christus, Gij hebt aan Uw apostelen gezegd: "Vrede laat ik u, mijn vrede geef ik u". Let niet op onze zonden, maar op het geloof van uw kerk, vervul uw belofte, geef vrede in uw naam en – nu komt het – maak ons één, Gij die leeft in eeuwigheid. En wij zeggen elke week weer: Amen. En dat betekent dat je het ermee eens bent.
Ik daag ons uit om straks bij de vredeswens aan het verhaal van vandaag te denken. Te beseffen dat het in wezen veel meer is dan vredeswens, omdat wij uitgenodigd zijn elkaar de vrede door te geven die wij ontvangen hebben. Want als je iets gekregen hebt, dan kun je er ook weer van uitdelen. En als wij dat doen, dan zijn wij gehoorzaam aan die laatste opdracht van Jezus'; getuigen van waar we zo vol van zijn, om te beginnen dicht bij huis. In Jeruzalem. In Huissen. Aan elkaar.
En zo zijn we dan heel dicht genaderd tot het volle vertrouwen dat de verrezen Heer hier en nu aanwezig is. Onzegbaar nabij. Niet hoog en breed van ons vandaan, maar heel menselijk in ons midden. En zelfs: verscholen in ons. Voelbaar. Tastbaar. Aanraakbaar. Vol van liefde. En Hij geeft ons vrede.
Amen