Skip to main content

Drie-eenheid

26 mei 2024

Voorganger

John Veldman

Deuteronomium 4, 32-34; 39-40 en Matteus 28, 16-20

Vandaag, Drievuldigheids-zondag, hebben we gelezen dat Jezus zijn leerlingen op pad stuurt om alle volkeren tot leerlingen te maken en te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. In de naam van de Drie-ene God. Vroeger leerden we dan dat het ging om één god in drie personen. Hogere wiskunde, iets voor geleerden. Wat betekent nu zoiets voor gewone gelovigen? 

I. Laten we eerst eens teruggaan naar de tijd van Mozes. Daarover wordt uitvoerig verteld in de boeken Deuteronomium en Exodus. In die tijd waren er heel veel goden die vereerd werden. Het joodse volk wilde laten zien dat hun God de enige wáre is. Daarom lazen we zojuist: “Erken dan heden en prent het in uw hart: de Heer is God in de hemel boven en op de aarde beneden; er is geen ander”. Het volk van Israël was er zeker van: onze God is heel anders dan al die andere; die kunnen niet aan Hem tippen. In die wáre God geloven wij en wij zullen Zijn geboden onderhouden. De Tien Geboden; geen eenvoudige klus. Hoe moeilijk dat is kunnen we vandaag de dag dagelijks in de krant lezen. Als Mozes vraagt hoe hij God moet noemen zegt Deze: ‘Ik ben, die is’. Een moeilijke abstracte uitdrukking. Maar eigenlijk zegt Hij: “Ik ben niet te vangen in een beeld, niet in een naam; Ik ben niet op te sluiten. God als Allerhoogste, maar ook god die met het volk meetrekt, weg uit Egypte. Een dichtbije God.

II. Ruim twee millennia geleden duikt er dan ineens een groepje joden op dat zegt Iemand te kennen die beweert dat God liefde is. Hij zegt dat niet alleen, maar Hij verricht er ook nog allerlei wonderlijke daden bij. En Hij legt de Schriften in die trant uit. Die man moet wel God zijn, of Zoon van God, of Gezalfde, Christus. God komt in die man zó dichtbij dat Hij wel mens lijkt te zijn geworden. Een mens, die zegt ‘Ik ben er voor jou’. Ik ben, wij zijn méér dan individuen. Of zoals het in de Zuid-Afrikaanse Ubuntu-filosofie uitgedrukt wordt ‘Ik ben, omdat jij bent’. In Jezus komt God voor hen zó dichtbij, dat ze Deze niet voor zich alléén willen en kunnen houden: het is voor hen geen ‘eigen volk eerst’: de liefde van deze God is er voor álle volkeren.

De heel andere , maar ook nabije God van het Oude Testament is onder hen gekomen, maar ook heel anders gebleven; ’t is een hele aparte. Hij doet allerlei rare dingen in de wereld: Hij geneest zieken, Hij bevrijdt mensen die opgesloten zitten in hun eigen denken, zoals de farizeeën en tollenaars. Hij trekt op met armen, gemarginaliseerden, uitgestotenen – een ander woord voor vluchtelingen. Hij is wel in de wereld, maar niet van de wereld: zó anders!

Het is dan ook niet gek dat deze man in conflict komt met de vermeende leiders van het volk, met hen die precies weten wat het volk wil (of volgens hen moet willen). Die man, Jezus, kijkt niet weg van wat er daadwerkelijk om hem heen gebeurt. Hij zit niet opgesloten in eigen bubbel. Hij gaat de confrontatie niet uit de weg, maar polariseert ook niet. Hij wil niet met polarisatie zijn eigen gelijk claimen en anderen de schuld van alle ellende geven. Hij komt niet met mooie woorden en beloften, maar doet heel concreet voor, hoe je moet leven als je gelooft in God die liefde is.
Hij weet dat hij het ene moment de hemel in kan worden geprezen, met palmtakken toegezwaaid en de andere dag met hoon overladen. Hij beseft terdege dat er met zo’n leven maar het geringste nodig is om, zoals dat vandaag de dag heet, ‘gecanceld’ te worden. Aan die beker kan Hij niet voorbijgaan. Uiteindelijk wordt hij dan ook publiekelijk gekruisigd door het volk dat door zijn leiders daartoe is opgehitst. 

III. En Jezus sterft. De eerste christenen kunnen niet geloven dat dat het einde is van die genadige liefde, die geweldige liefde die hij heeft voorgeleefd. Die liefde kan niet sterven. Die liefde staat op en blijft telkens weer opstaan. Ze krijgen de Geest. Ze realiseren zich dat ze het in het vervolg zelf - samen met die Geest - moeten doen. God heeft Mozes de ‘Tien Geboden’ achtergelaten, Jezus laat zij gebod van de liefde na” Bemin uw naaste als uzelf”. Zij moeten dat in praktijk brengen en Zijn Geest zal hen bijstaan. Zo voelen ze de boodschap die Jezus de Christus vlak voordat hij weggaat, meegeeft. Hij stuurt hen op pad om Zijn liefde te preken, zoal Hij het heeft gedaan: niet zozeer in woorden, maar in praktijk.
En dat geldt nu ook voor ons. Veel van het lijden waar we elke dag van horen lijkt zo groot dat het ons opzadelt met het gevoel dat we er toch niets aan kunnen doen. We beschouwen het dan maar als iets van ver weg. Maar we moeten beseffen dat veel menselijk lijden dichtbij ontstaat en ook gewoon mensenwerk is. Mensen die de god gulden aanhangen en niet de God liefde. We mogen niet wegkijken van het lijden om ons heen. We mogen onze grenzen daarvoor niet sluiten. Er zijn geen goedkope oplossingen voor grote kwesties als oorlog – armoede - bestaansonzekerheid – klimaatcrisis. Maar onze ogen ervoor sluiten, die problemen over de schutting gooien en anderen ermee opzadelen lost niets op. En het lost niet alleen niets op, het getuigt ook niet direct van een leven uit de Geest.

III. En zo komen we terug bij die Drie-ene god. De God die bij Mozes zegt: “Ik ben, die is” – heel anders dan de wereld De God die in Christus zegt: “Ik ben, omdat jij bent” – heel anders dan de wereld. En de God die ons draagt en zegt: Ik zal er zijn” – hoe anders die wereld ook is. Er is altijd een andere mogelijkheid; er is altijd een ‘en toch…..!’
Alles komt samen in deze éne God, die we ook ‘Licht’ kunnen noemen, of Liefde, of Hoop, of Bron van Leven, of Eeuwige.
Dit is de god die ons draagt: op adelaarswieken, zoals het elders in Deuteronomium aangeduid wordt.
Als we in deze God kunnen geloven, kunnen we het uithouden in onze dorre wereld, in de woestijn waarin we denken te leven. Het slaat ons niet lam en zet ons ertoe aan mee te werken aan het realiseren van de droom dat de steppe eens zal bloeien.

Dat geloof ik en daar zeg ik ‘amen’ op: dat het zo moge zijn.